Interview with Jeroen Jansen for “AD” newspaper

Jean Jacques Rojer: Muziek is topsport

 

Gitarist Jean Jacques Rojer is nog geen veertig, maar je mag hem gerust een oudgediende van de Curaçaose jazzscene noemen. Hij groeide op in een roemrucht muzikaal nest, met vader Robert op de piano en zijn bekende voorvaders Jacobo en Gerard Palm als klinkende voorbeelden. De klassieke vorming uit zijn jeugd maakte in jaren tachtig en negentig plaats voor Rockmuziek, totdat een saxofoonsolo op een plaat van zanger Lenny Kravitz hem definitief richting Jazz duwde. Na zijn studie elektrotechniek studeerde hij jazzgitaar aan het Koninlijk Conservatorium in Den Haag, waar hij in 2003 cum laude afstudeerde. Daarna deelde hij ondermeer het podium met grootheden als de trompettist Wynton Marsalis en de saxofonist Paquito D’Rivera. Zijn thuisbasis bleef Curaçao, waar hij een veelgevraagd gitarist was. Totdat hij een paar jaar geleden via Parijs uiteindelijk in Amsterdam belandde, waar hij zich nu volledig toelegt op muziek spelen, componeren en lesgeven. Het liefst zonder al te veel compromissen.

 

In Amsterdam geeft Rojer aan ongeveer twintig mensen les, tussen de zes en zestig jaar. Dat is meer voor hem dan een inkomstenbron: ‘Het boeit me wel, dat lesgeven. Vooral de details houden me bezig: hoe je noten leert lezen, hoe het brein werkt, hoe je de lesstof interessant houdt voor kinderen. Ik ben ook bezig om de lesmateriaal aan te passen, zodat het aantrekkelijker wordt. Dat moet uiteindelijk een zelf ontwikkelde methode worden, een boek dat ik uit ga geven, misschien zelfs een app. Studeren kan namelijk dodelijk saai zijn. Ik weet nog dat ik electrotechniek studeerde en dat het eerste boek zo overweldigend was, dat je geen zin meer had om door te leren. Dat wil ik dus niet, je moet mensen uitdagen en verleiden. Het is heerlijk om met kinderen te werken, omdat ze zo puur zijn. Als ik iemand een liedje leer dan schrijf ik eerst twee maten op, die spelen we dan en daarna doen we er weer twee. Je ziet aan die kinderen dat ze trots zijn op die twee goed gespeelde maten. Je bouwt zo vertrouwen op.’

Het werken met leerlingen is voor hem een ‘reality check’, het helpt Rojer uiteindelijk ook om zijn eigen pad uit te stippelen: ‘Kijk als ik zelf studeer dan ben ik vaak bezig met hele rare dingen, abstracte Jazz, rare tijdsaanduidingen, ik fladder helemaal weg. Dat vind ik heel belangrijk, raar doen brengt je vaak op de beste plekken. En het maakt je veelzijdig. Het is iets waar ik moeilijk met andere mensen over kan praten. Je doet het heel erg alleen. Je kunt het zien als abstract tekenen, zoals Picasso deed. Ik wil het hele spectrum spelen, en dan vervolgens mijn eigen plek erin kiezen. Het is een zoektocht, avontuur. De ene muzikant stimuleert je daar in, met een andere ga je juist een soort strijd aan omdat ze traditioneler ingesteld zijn. Maar die kinderen, die brengen alles weer in balans. Niet alleen omdat we dan weer terug gaan naar de basis van muziek, maar ook omdat ze soms zin hebben om te praten over wat er op het schoolplein gebeurt of nieuw speelgoed. Het zet me heel snel weer in de realiteit van alledag.’

 

Zijn verhuizing van Curaçao naar Nederland betekende ook dat hij anders met zijn vak om leerde gaan: ‘Hier op het eiland speelde ik bijvoorbeeld veel in hotels, dat is gewoon vaak niet leuk. Dan ging bij mij de knop om. Het gevaar is dat waar je werkt, dat het aan je gaat plakken. Het is bijna als een geur die je niet kwijt raakt, het hotelniveau gaat zich aan je hechten. Daar was ik bang voor, dat het me niet meer los zou laten. Nu ik in Nederland woon ben ik bewust gestopt met het werk in hotels. Natuurlijk kost me dat inkomen, ik heb het daardoor soms best zwaar gehad. Hier had ik het heel comfortabel, en dan ga je daar naartoe, dan kom je in een dip terecht. Maar ik ben er nu bijna uit. Het is hard werken hoor, leerlingen werven, het neemt veel tijd in beslag. En toch heb ik die hotels bewust links laten liggen: als ik dat weer zou moeten doen, dan kom ik liever terug.’

 

De gitarist ziet zichzelf als een echte planner, vooral als het om muziek en zijn carrière gaat. Hij heeft een duidelijk doel voor ogen: ‘Ik wil met goeie mensen een inkomen maken, en het liefst zo weinig mogelijk ‘bullshit’ er omheen. Bijna uitstluitend met spelen en componeren mijn geld verdienen. Dat is best moeilijk. Het is alsof je ‘baseball’ speelt en dat je alleen geïnteresseerd bent in de ‘major league’. Het is hard werken: ik doe veel aan zelfstudie en ik moet altijd in vorm zijn, ook wanneer ze je op het laatste moment vragen voor een optreden.. Als ze je bellen om volgende week te spelen en je bent niet in vorm, dan komt het niet meer goed. Muziek is als topsport, je moet blijven oefenen, nooit verslappen. Daarom moet je in die ‘major league spelen’, dan blijf je goed. Dat zie je bij mijn mentor, de percussionist Pernell Saturnino. Zijn niveau is altijd hoog, bij mij fluctueert het nog. Je moet het echt bijhouden. Maar als je dat doet en je haalt je niveau: dat zijn de mooiste momenten. Man, toen ik in 2007 met Paquito D’Rivera speelde: toen had ik dat. Maar ook vorig jaar bij Miles tijdens Jazz ’n Jamm. Mensen hebben dat niet door, maar voor zo’n week in Miles zit ik twee maanden te studeren. Het is genieten als dat zich dan uitbetaalt.’

 

Het verband tussen zijn muzikale ‘drive’ en zijn begaafde familie wordt vaak gelegd, maar hoe bepalend waren ze voor hem? Rojer heeft nooit druk gevoeld; ‘Mijn vader is pianist, hij heeft heel veel gecomponeerd, veel walsen, tegenwoordig speel ik weleens zijn stukken. Maar hij had er ook altijd een baan naast, hij is professor in de medicijnen aan de Universiteit in Groningen. Je ziet dat wel vaker in Zuid Amerika, Antonio Carlos Jobim was ook architect bijvoorbeeld. In onze cultuur is muziek niet iets waar je je brood mee verdient. Toen ik hem zei na de UNA dat ik muziek ging studeren was zijn reactie negatief, maar dat duurde precies een dag, en daarna was hij om. Hij zag ook wel in dat ik geen handige technische jongen was, net zoals hij zelf trouwens. Mijn ouders hebben me nooit geduwd richting muziek, ze gaven me de ruimte. Ook omdat ze er simpelweg geen tijd voor hadden. Maar volgens mij zijn ze wel trots op mij.’

 

Wat dat betreft zijn muzikanten waar hij mee opgroeide veel belangrijker geweest qua vorming; ‘Pernell Saturnino, betekent heel veel voor mij. Om te beginnen omdat hij al in die ‘major league’ speelt. Maar hij heeft er ook echt op gehamerd dat ik goed noten leerde lezen. Daar ben ik hem dankbaar voor, ik heb daar nog steeds ontzettend veel aan, dat ik dat elke dag een uur deed. En hij focust op tempo, dat moet goed zijn. Hij geeft nog steeds commentaar op mijn spel. Hij is een man van weinig woorden, als ie zegt dat een optreden met hem ‘gezellig’ was dan weet ik genoeg, dan was het dus minder. Maar als hij het ‘goed’ vindt, dan betekent dat ook echt wat. Met pianist Randal Corsen en gitarist Marlon Titre heb ik ook zo’n band. Wij houden elkaar scherp, zij weten waar ik mee bezig ben en ik weet het van hen. Op 5 augustus speel ik met Randal een duo concert in het Concertgebouw in Amsterdam, daar verwacht ik heel veel van.’

 

Nu hij in het buitenland woont verandert zijn perspectief op Curaçao. De gitarist maakt zich soms zorgen: ‘De muziek hier, de algemene manier van spelen is heel rommelig. Ik weet niet eens of je dat nog kunt veranderen. Ritmo Kombiná bijvoorbeeld, iedereen speelt hetzelfde. Er is geen spanning. Nog erger, het moét hetzelfde zijn, maar omdat het niet strak gespeeld wordt is het een rommeltje. En dan die blazers die alleen maar hoog spelen. Het zijn macho’s. Het is een viering van domheid. Ik vind het heel jammer dat de echte ritmes van Curaçao verloren gaan. Eén van mijn favoriete ritmes, Muzik di Zumbi, je hoort het bijna niet meer. Als het nieuwe conservatorium dat hier in de maak is dat weer terug brengt, dan zou dat goed zijn. We moeten onze rijkdom conserveren. Kijk naar zo’n concert op 31 mei in Amsterdam met het Metropole Orkest, waar we de muziek van mijn overgrootvader Jacobo Palm gaan spelen. Dat doet ertoe. Ik vind het mooi dat ik daar aan mee mag doen. Niet op de gitaar dit keer maar de Cuatro zelfs; dat is best wel een uitdaging voor me.’

 

Zondag vertrekt hij weer naar Nederland, maar als het aan Rojer ligt is hij snel weer terug. Ook om aan zijn eigen project te werken: een album gewijd aan Jacobo Palm: ‘Ik ben daar al vier jaar mee bezig, om dat rond te krijgen. Maar het is nu klaar, de financiering is rond. Het wordt een album met percussionisten Pernell Saturnino en Eric Brigitha, maar de zangeres Kris Berry doet ook mee en bassist Eric Calmes. En dan heb ik ook nog mijn vader op piano en drie strijkers. Ik stá erop dat het hier op Curaçao opgenomen wordt, we zijn u een opnamelocatie aan het scouten. Als dat album af is, dan ben ik echt trots, het is mijn manier om mijn liefde voor Curaçao te laten zien.’

 

Jean Jacques Rojer is vanavond vanaf zeven uur te horen met Tony Worrell bij de Sunset Bar van Blue Bay